Sinds de Wet DBA de VAR-verklaring had moeten vervangen, is er veel onduidelijkheid over de positie van de ZZP-er. De wet DBA had het doel de balans tussen opdrachtgever en opdrachtnemer te herstellen en meer duidelijkheid te geven de begrippen ‘zelfstandige’ en ‘gezagsverhouding’. Het tegenovergestelde is gebeurd.
Vooral werkgevers vrezen in de oude situatie dat zij achteraf alsnog worden aangeslagen voor premies en belastingen, omdat de Belastingdienst kan concluderen dat er sprake is van schijnzelfstandigheid. Er is dan alsnog sprake van een dienstverband.
Het gevolg is dat steeds minder bedrijven zzp’ers durven in te huren en daarom heeft het vorige kabinet besloten niet te handhaven tot 1 juli 2018.
Groepen
Het huidige kabinet heeft de zelfstandigen in drie groepen ingedeeld. Bij de eerste groep gaat het om zzp’ers met een laag uurloon (tussen de 15 en 18 euro). Dat komt overeen met 125 procent van het minimumloon.
Als opdrachtnemers onder dat tarief zitten in combinatie met een lange overeenkomst (langer dan drie maanden), is er sprake van een arbeidsovereenkomst.
De tweede groep zit aan de bovenkant van de markt (boven de 75 euro per uur) en voert voor een korte periode een opdracht uit (korter dan een jaar). In zo’n geval ziet de Belastingdienst je direct als zzp’er. Opdrachtgevers en -nemers hoeven dan niet te vrezen voor naheffingen.
Voor de groep ertussenin moet een opdrachtgeversverklaring worden ingevuld. Via een online formulier wordt de arbeidsrechtelijke gezagsverhouding gedefinieerd. Dat wordt een complexe klus, vindt ook Minister Koolmees zelf.
Tot het moment waarop de Minister met nieuwe wetgeving komt, hebben werkgevers dus niets te vrezen.